WIST JE DAT ...
In deze rubriek komen korte bijdragen over de geschiedenis van onze gemeente en zijn inwoners. Meer informatie is beschikbaar voor leden van onze kring.
De bijdragen verschenen in het Gemeentelijk Informatieblad.
de Mauritz Noëstraat (Zoet Water) vroeger de Zoetwaterstraat noemde!
De genaamde Mauritz Noë was een oud-strijder in de oorlog van 1914-1918, gesneuveld op het slagveld op 15/3/1918.
Hij was de oudste zoon van de familie Noë-Swinnen, uitbaters van hotel St. Jean in de jaren voor de eerste wereldoorlog.
het “kasteeltje van Harcourt” in Pragen (Vaalbeek) vroeger een echt kasteel was, genaamd “de borcht” met een slotgracht! Het was een jachtslot, sinds de 12de eeuw in handen van de hertogen van Brabant. Jean Harcourt, een Normandische graaf huwde met de dochter van de hertog, waardoor hij Aarschot en Bierbeek, waartoe Harcourt behoorde, in bezit kreeg (1303-1455). In de 15de eeuw kwamen de bezittingen van Harcourt door huwelijkspolitiek in het bezit van de familie de Croÿ en en vanaf 1612 in handen van de hertog van Arenberg.
Enig overblijfsel van het oude slot is de gewelfde ijskelder. Het huidige gebouw werd opgericht in 1828 door de familie Braeckman. De huidige eigenaars restaureerden het gebouw (2018-2019).
Onze gemeente sedert de 12de eeuw heel wat watermolens telde. Vandaag kennen we nog:
In de Molen aan het Zoet Water, vandaag een café. In de 14de eeuw stond hier naast een maalderij ook een brouwerij. Het water was afkomstig van de Vaalbeek.
De maalderij was toen bezit van de heren van Steenbergen (Spaans Dak). Het was een banmolen. Dat betekende dat de boeren verplicht waren hun graan aan te bieden en een zestiende deel van het te malen graan moesten betalen aan de heren van Steenbergen. In de 15de en de 16de eeuw resideerde hier de familie Van Wesele, voorouders en familie van Andreas Van Wesele (Vesalius). Na Croÿ hadden de hertogen van Arenberg de molen in hun bezit.
De huidige kern dateert van 1782.
De watermolen aan de voormalige “Appelfabriek” op de Dijle in Sint-Joris-Weert dateert van 1862. De molen deed achtereenvolgens dienst als aandrijfkracht voor een waterzandmolen, een witselfabriek, papierfabriek, houtzagerij, meststoffenfabriek en graanmolen (WO I). In 1940 deden de Engelsen het rad en de stuwdam springen.
De “Molens Vanden Bempt” in Sint-Joris-Weert, is vandaag de enige operationele watermolen. De familie Weckhuyzen, erfgenamen van Vanden Bempt, verkreeg dit jaar, op 27 april, het kenteken van “Actieve molen”. Een onderscheiding voor de inspanning van de familie om de watermolen operationeel te maken als een moderne graanmolen. De eerste molen op het riviertje, de Nethen, stond hier in de 12de eeuw. Het oudste deel van de gebouwen dateert uit 1551.
De familie Vanden Bempt kocht de molen over van Emile Boon in 1908. In 1966 werden nieuwe gebouwen opgetrokken en nadien moderniseerde men de watermolen.
De Naamsesteenweg in Blanden, aangelegd werd als verharde kasseiweg in 1755 tijdens het Oostenrijks regime: een rechte steenweg van 20 meter breed tussen Namen en Leuven.
De aanleg werd gerealiseerd door de stad Namen, die ook de kosten betaalde. In ruil daarvoor werd ongeveer om de 10 km een tol geheven: de barrièrerechten. In Blanden bevond barrière nummer 7 zich aan het huis De Jager, vroeger eigendom van de familie Hendrickx, nu brasserie Vers Namur.
Voordien waren al de steenwegen Mechelen-Antwerpen ( 1730) en Leuven-Mechelen (1739) aangelegd. Vanuit Namen konden nu de Waalse kooplieden ijzerwaren en andere goederen vervoeren naar de Antwerpse haven en ingevoerde producten mee terug brengen.
De eerste motorcrossen in ons land georganiseerd werden aan het Zoet Water.
Het was de club “Motor Union Louvaniste” die op 11/ 3/1934 aan de “Zoete-Waters” de allereerste motorcross in België inrichtte, de “Moto-cross Brabançon”.
De eerste jaren (1934-1939)waren dat regelmatigheidscrossen door veld en bos en waar de piloten individueel startten zoals in een tijdrit. De start was aan het Hotel-restaurant St. Jean. De eerste winnaar was Grizzly. Jacques Ickx (de vader van Jacky Ickx) was derde. In 1946 kwamen dan de spectaculaire wedstrijden in groep, gereden in en rondom de” de Duivelsput”( de wolvengroebbe). De start was op een terrein waar nu de voetbalvelden van OHL liggen en de aankomst was op de” Parnassusberg” ( de Kappellenberg).
De motorcross was heel populair met een massa volk van meer dan 10.000 toeschouwers ( in 1948 sprak men zelfs van 20.000 kijkers).
Alle grote namen in het motorcrosswereldje kwamen naar de “Zoete Waters”, vooral de Engelsen, de Zweden en de Nederlanders zwaaiden hier de plak, maar ook de Belgen zoals Marcel Meunier, August Mingels, René Baeten en Leuvenaar Leon Kindekens triomfeerden hier. Vermelden we hier ook Jules Wijnhuizen, de piloot uit St- Joris-Weert, die in de categorie “seniors” reed en jarenlang caféuitbater was van “Café In de Molen” aan het Zoet Water.
Hoe de tijden veranderen!
Het station van Sint-Joris-Weert langs de spoorlijn Leuven-Waver werd opengesteld op 12 februari 1855. Het station van Oud-Heverlee dateert van 14 april 1856. Van 1932 tot 1970 stopte de trein ook aan het Zoet Water, aan de overweg van de Ophemstraat. In 1956 reden de eerste elektrische treinen op deze lijn.
De trein gaf in het midden van de 19de eeuw nieuwe mogelijkheden aan de inwoners van Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee. Er heerste een economische crisis, de kleine boeren kregen het moeilijk. De tewerkstelling buiten het dorp en de handel werden gemakkelijker. Zelfs de emigratie naar Amerika kon vlotter georganiseerd worden.
Het huidige stationsgebouw is opgericht in het begin van de 20ste eeuw. De stijl in rode baksteen met gele speklagen is een illustratie van een bouwstijl uit de eerste helft van die eeuw.
Samen met de bijhorende goederenloods is het een beschermd monument.
Het munitiedepot, nu de kazerne voor DOVO en IKE, in 1925 werd uitgebouwd nadat het Ministerie van Landsverdediging het jaar voordien een bebost terrein aan kilometerpaal 7, langs de Naamse steenweg had ter beschikking gekregen. Het Meerdaalwoud, eigendom van de hertogen van Arenberg, was in 1919 door de Belgische staat in beslag genomen. De Duitse bezetter gebruikte het depot in WOII. Sinds 2005 werd een deel van het domein van het depot overgedragen aan ANB, het Agentschap voor Natuur en Bos.
De kazerne Meerdaal omvat: DOVO staat voor “Dienst Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen ( Luchtmacht)”
IKE is de afkorting van “ Intermachten Kynologische Eenheid”, het competentiecentrum voor alle hondensteun.
De genaamde Mauritz Noë was een oud-strijder in de oorlog van 1914-1918, gesneuveld op het slagveld op 15/3/1918.
Hij was de oudste zoon van de familie Noë-Swinnen, uitbaters van hotel St. Jean in de jaren voor de eerste wereldoorlog.
het “kasteeltje van Harcourt” in Pragen (Vaalbeek) vroeger een echt kasteel was, genaamd “de borcht” met een slotgracht! Het was een jachtslot, sinds de 12de eeuw in handen van de hertogen van Brabant. Jean Harcourt, een Normandische graaf huwde met de dochter van de hertog, waardoor hij Aarschot en Bierbeek, waartoe Harcourt behoorde, in bezit kreeg (1303-1455). In de 15de eeuw kwamen de bezittingen van Harcourt door huwelijkspolitiek in het bezit van de familie de Croÿ en en vanaf 1612 in handen van de hertog van Arenberg.
Enig overblijfsel van het oude slot is de gewelfde ijskelder. Het huidige gebouw werd opgericht in 1828 door de familie Braeckman. De huidige eigenaars restaureerden het gebouw (2018-2019).
Onze gemeente sedert de 12de eeuw heel wat watermolens telde. Vandaag kennen we nog:
In de Molen aan het Zoet Water, vandaag een café. In de 14de eeuw stond hier naast een maalderij ook een brouwerij. Het water was afkomstig van de Vaalbeek.
De maalderij was toen bezit van de heren van Steenbergen (Spaans Dak). Het was een banmolen. Dat betekende dat de boeren verplicht waren hun graan aan te bieden en een zestiende deel van het te malen graan moesten betalen aan de heren van Steenbergen. In de 15de en de 16de eeuw resideerde hier de familie Van Wesele, voorouders en familie van Andreas Van Wesele (Vesalius). Na Croÿ hadden de hertogen van Arenberg de molen in hun bezit.
De huidige kern dateert van 1782.
De watermolen aan de voormalige “Appelfabriek” op de Dijle in Sint-Joris-Weert dateert van 1862. De molen deed achtereenvolgens dienst als aandrijfkracht voor een waterzandmolen, een witselfabriek, papierfabriek, houtzagerij, meststoffenfabriek en graanmolen (WO I). In 1940 deden de Engelsen het rad en de stuwdam springen.
De “Molens Vanden Bempt” in Sint-Joris-Weert, is vandaag de enige operationele watermolen. De familie Weckhuyzen, erfgenamen van Vanden Bempt, verkreeg dit jaar, op 27 april, het kenteken van “Actieve molen”. Een onderscheiding voor de inspanning van de familie om de watermolen operationeel te maken als een moderne graanmolen. De eerste molen op het riviertje, de Nethen, stond hier in de 12de eeuw. Het oudste deel van de gebouwen dateert uit 1551.
De familie Vanden Bempt kocht de molen over van Emile Boon in 1908. In 1966 werden nieuwe gebouwen opgetrokken en nadien moderniseerde men de watermolen.
De Naamsesteenweg in Blanden, aangelegd werd als verharde kasseiweg in 1755 tijdens het Oostenrijks regime: een rechte steenweg van 20 meter breed tussen Namen en Leuven.
De aanleg werd gerealiseerd door de stad Namen, die ook de kosten betaalde. In ruil daarvoor werd ongeveer om de 10 km een tol geheven: de barrièrerechten. In Blanden bevond barrière nummer 7 zich aan het huis De Jager, vroeger eigendom van de familie Hendrickx, nu brasserie Vers Namur.
Voordien waren al de steenwegen Mechelen-Antwerpen ( 1730) en Leuven-Mechelen (1739) aangelegd. Vanuit Namen konden nu de Waalse kooplieden ijzerwaren en andere goederen vervoeren naar de Antwerpse haven en ingevoerde producten mee terug brengen.
De eerste motorcrossen in ons land georganiseerd werden aan het Zoet Water.
Het was de club “Motor Union Louvaniste” die op 11/ 3/1934 aan de “Zoete-Waters” de allereerste motorcross in België inrichtte, de “Moto-cross Brabançon”.
De eerste jaren (1934-1939)waren dat regelmatigheidscrossen door veld en bos en waar de piloten individueel startten zoals in een tijdrit. De start was aan het Hotel-restaurant St. Jean. De eerste winnaar was Grizzly. Jacques Ickx (de vader van Jacky Ickx) was derde. In 1946 kwamen dan de spectaculaire wedstrijden in groep, gereden in en rondom de” de Duivelsput”( de wolvengroebbe). De start was op een terrein waar nu de voetbalvelden van OHL liggen en de aankomst was op de” Parnassusberg” ( de Kappellenberg).
De motorcross was heel populair met een massa volk van meer dan 10.000 toeschouwers ( in 1948 sprak men zelfs van 20.000 kijkers).
Alle grote namen in het motorcrosswereldje kwamen naar de “Zoete Waters”, vooral de Engelsen, de Zweden en de Nederlanders zwaaiden hier de plak, maar ook de Belgen zoals Marcel Meunier, August Mingels, René Baeten en Leuvenaar Leon Kindekens triomfeerden hier. Vermelden we hier ook Jules Wijnhuizen, de piloot uit St- Joris-Weert, die in de categorie “seniors” reed en jarenlang caféuitbater was van “Café In de Molen” aan het Zoet Water.
Hoe de tijden veranderen!
Het station van Sint-Joris-Weert langs de spoorlijn Leuven-Waver werd opengesteld op 12 februari 1855. Het station van Oud-Heverlee dateert van 14 april 1856. Van 1932 tot 1970 stopte de trein ook aan het Zoet Water, aan de overweg van de Ophemstraat. In 1956 reden de eerste elektrische treinen op deze lijn.
De trein gaf in het midden van de 19de eeuw nieuwe mogelijkheden aan de inwoners van Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee. Er heerste een economische crisis, de kleine boeren kregen het moeilijk. De tewerkstelling buiten het dorp en de handel werden gemakkelijker. Zelfs de emigratie naar Amerika kon vlotter georganiseerd worden.
Het huidige stationsgebouw is opgericht in het begin van de 20ste eeuw. De stijl in rode baksteen met gele speklagen is een illustratie van een bouwstijl uit de eerste helft van die eeuw.
Samen met de bijhorende goederenloods is het een beschermd monument.
Het munitiedepot, nu de kazerne voor DOVO en IKE, in 1925 werd uitgebouwd nadat het Ministerie van Landsverdediging het jaar voordien een bebost terrein aan kilometerpaal 7, langs de Naamse steenweg had ter beschikking gekregen. Het Meerdaalwoud, eigendom van de hertogen van Arenberg, was in 1919 door de Belgische staat in beslag genomen. De Duitse bezetter gebruikte het depot in WOII. Sinds 2005 werd een deel van het domein van het depot overgedragen aan ANB, het Agentschap voor Natuur en Bos.
De kazerne Meerdaal omvat: DOVO staat voor “Dienst Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen ( Luchtmacht)”
IKE is de afkorting van “ Intermachten Kynologische Eenheid”, het competentiecentrum voor alle hondensteun.
Zwarte Jean was de volksnaam van het stoomtrammetje dat tussen 1902 en 1961 dienst deed tussen Tienen en Tervuren. Sommigen spraken ook van “Teuf Teuf” of Chouc Chouc”. De tramlijn kwam vanuit Hamme-Mille en Nethen over Sint-Joris-Weert en liep verder naar Loonbeek, Duisburg en Vossem. Hier had men aansluiting op een tram naar Brussel, tot aan de Place Dailly. Het was een deel van de Nationale Maatschappij van de Buurtspoorwegen met evenveel kilometer spoor dan de treinen in ons land. Tussen Vossem en Sint-Joris-Weert volgde de tram een slingerend parcours met vele haltes. Bij die haltes en op kruispunten werd de stoomfluit of hoorn gebruikt als waarschuwingssignaal. In alle dorpen had de tram de nood om water in te slaan. In Sint-Joris-Weert kwam het water van de bron van Pier Slot in de Borrestraat. De tram maakte veel lawaai, vooral als hij op de hellingen extra stoom moest aanmaken om de helling te kunnen nemen. Hij haalde nergens een snelheid van meer dan dertig kilometer per uur. Soms moesten de passagiers uitstappen om te helpen duwen. Tussen Weert en Neerijse liep de tramlijn doorheen de Doode Bemde. Men kan er nu nog de bedding volgen en er valt ook nog een restant van een brug te ontdekken. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud en Natuurpunt beheren in deze natuurgebieden dus ook nog de bedding van de vroegere tramlijn. Het tramstation van Sint-Joris-Weert is tot vandaag een stijlvolle getuige van dit belangrijk verkeersknooppunt.
Onze inwoners konden dankzij de tram in Brussel geraken om er te werken of handel te drijven. Ook het goederenvervoer verliep met de tram. Er werden onder meer suikerbieten, groenten, hesp, eieren en boter mee vervoerd. Dikwijls gingen boeren hun waren met kleine hoeveelheden leveren in Brussel bij familieleden of op de markt. Tijdens de eerste wereldoorlog gebruikten vele Brusselaars de tram om voedsel te komen kopen bij de boeren. Hij zat dikwijls vol met smokkelaars, vandaar de bijnaam “ de smokkeltram”. De Duitsers controleerden de reizigers regelmatig. Als men het wist, stapten de smokkelaars een halte vroeger af. Soms werden ze op heterdaad betrapt!
Een andere stoomtram reed langs de Naamsesteenweg tussen Leuven en Hamme-Mille.
Eén van de trambestuurders was Herman Haine (1892-1952) uit Blanden. Deze lijn was een belangrijke verbinding voor handelaars en reizigers naar Leuven en naar het Franstalige landsgedeelte.
De eerste lagere scholen in onze gemeente dateren uit de tijd van de Oostenrijkers in de 18de eeuw. Het waren dikwijls kosters of boeren die in bijberoep les gaven aan de kinderen. Het bisdom steunde deze initiatieven. Wij vonden het schooltje van Petrus Bisschop terug. Deze man was door de pastoor als koster tot orgelist van “Haut-Heverlee” benoemd. In 1733 begon hij een schooltje op de feestdag van Sint-Andries. Ieder jaar gaf hij tot Pasen les. Hij werd beschreven als een man met een goed karakter die boeken gebruikte die door de katholieke keurders goed bevonden waren.
In de jaren 1840 werden in ons land gemeentescholen opgericht onder invloed van de liberalen. Het bisdom stimuleerde de pastoors om in iedere parochie ook een katholieke school op te richten. In Oud-Heverlee moesten we hiervoor wachten tot in 1881. In dat jaar werd met behulp van het “doorluchtige” huis van Arenberg een katholieke school opgericht voor meisjes en jongens. De familie van Arenberg betaalde niet alleen de bouw van de school maar ook de eerste onderwijzers: Willem Rondou en Willem Vanden Abeele. Wij weten niet juist waar deze school werd gebouwd. In 1891 gingen de onderwijzers en de schoolkinderen met de goedkeuring van de geestelijke overheid over naar de gemeenteschool. In 1907 werd de Sint-Annaschool gesticht op vraag van pastoor Van De Poel en met de steun van Arenberg.
Sporen uit de prehistorie
In Meerdaalwoud en Heverleebos sporen van menselijke aanwezigheid vanaf de prehistorie tot vandaag terug te vinden zijn. Er zijn vindplaatsen van silexwerktuigen uit het Neolithicum ( 5000 tot 4000 v.Chr.) en de Michelsbergcultuur, toen in onze streken de eerste landbouwgemeenschappen leefden. Depressies en ravijnen en de Tiense groef, de dubbeltumulus aan het Schoon Werk getuigen over de Gallo-Romeinse tijd. Denken we ook aan de palissades, de dreven, jacht- en ontspanningsgebieden, de verwezenlijkingen van de Arenbergfamilie en nog veel meer.
Wie bij de wandelingen in het bos meer wil weten over de bewoning kan vanaf nu alle informatie vinden in een wandelbrochure “Miradal. Ontdek het Erfgoed in Meerdaalwoud en Heverleebos” met de beschrijving van de voornaamste sporen en bezienswaardigheden. Deze brochure kan verkregen worden bij de dienst Vrije Tijd, Natuur-en Bos, de Geschied-en Heemkundige Kring of bij de Vrienden van Meerdaalwoud en Heverleebos. Geleide wandelingen kunnen aangevraagd worden. Zie hiervoor www.Miradal.be
Emigratie naar Amerika 19de eeuw
Migratie is van alle tijden. De belangrijkste oorzaken zijn: oorlogen die mensen op de vlucht drijven, honger en gebrek aan werk en godsdienstige conflicten of veroveringsdrang. Van al deze oorzaken zien we vandaag voorbeelden genoeg. De vorige generaties maakten deze ellende zelf mee tijdens de wereldoorlogen. Vandaag worden we overspoeld met vluchtelingen uit het Midden- Oosten en Noord-Afrika.
Tijdens de economische crisis van 1845 en de volgende jaren nam de armoede op het platteland toe. Herhaaldelijk mislukte oosten van aardappelen en rogge brachten honger en armoede bij kleine boeren. Het sterftecijfer steeg bovendien sterk door het uitbreken van tyfus en cholera. Na de onafhankelijkheid van ons land bleven er in onze streek enkele protestantse enclaves: Leuven, Waver en Biez. De pastoors deden er alles aan om de invloed in te dijken. In Sint-Joris-Weert gingen enkele gezinnen over tot het protestantisme. Guillaume Horckmans en zijn broer Henri behoorden tot de hevigste tegenstanders van de pastoor. Henri was toen ook burgemeester. Emigratie bracht de hoop op een beter en vrijer leven.
In 1848 sloot de staat Wisconsin zich aan bij de Unie van de V.S.A. Zij probeerden onder meer in ons land mensen aan te trekken met de belofte van goedkope landbouwgronden. Ronselaars uit Antwerpen trokken naar het platteland en probeerden mensen die het moeilijk hadden te overhalen om te emigreren.
De dominee van Waver, J.B. Vleugels, zette protestanten aan om te vertrekken. Guillaume Horckmans(62 j.) lag sinds 1849 in een persoonlijk conflict met pastoor Willems. Zo kunnen we begrijpen dat hij in 1854 samen met zijn broer Henri (59 j.), zijn tweede vrouw en kinderen, zijn zuster Joanna (65j.) en zijn oudste zoon Antonius met echtgenote en kinderen naar Amerika vertrokken. Op 29 juli 1854 vaarden zij vanuit Antwerpen met een zeilschip, de Catharina Augusta, naar New-York. Met hen vertrokken ook nog andere gezinnen uit Sint-Joris-Weert: Malfliet Joannes Franciscus, Vandenbosch Guielmus, Vannieuwenhoven J.B., Hallaux Jacobus, Crab Philippe, Coppens Guillaume, Coppens Franciscus. We vinden ook op de passagierslijst: Jena Felix, Vandenplas Henri, Vandenbergh Pieter en Clabatz Franciscus(Clabots).
Op 16 juni 1855 vertrokken er nog verschillende families, ook uit Bierbeek ( Haasrode), Oud-Heverlee en Vaalbeek. De familie die met de ‘Wabamo’ naar New-York vertrok en van wie we dankzij het opzoekingswerk van Omer Steeno veel weten, waren de Haasrodenaars: Guillaume Steeno (40 j.) en zijn tweede echtgenote Meulemans Anna Maria (20 j.) met hun kleine kinderen Joannes Franciscus ( 6 maand oud) en Guillaume ( 2,5 j.). Zij trokken in Amerika naar de staat Wisconsin waar ze zich vestigden in Green Bay. Thuis hadden ze hun herberg en boerderij laten verkopen aan de staat ( de opbrengst bleef spoorloos!). Ze begonnen een nieuw leven in de landbouw op 16 ha grond(40 acres aan 1,25 dollar per acre)! Zij baatten ook een ‘saloon’ uit in een blokhut die ze zelf bouwden. Er werden nog 9 kinderen geboren, waarvan er 7 zonen en 1 dochter in leven bleven. Zij verwierven er een zekere welstand. De Brabantse gouverneur raadde vanaf 1856 emigratie naar Amerika af wegens ongunstige levensomstandigheden. In de jaren 60 woedde in de V.S de Secessieoorlog. Vanaf de jaren 1875-1890 brak bij ons de industrialisatie door met grotere werkloosheid tot gevolg. Opnieuw staken vele dorpsgenoten de Atlantische Oceaan over op de stoomschepen van de Red Star Line.
Wie meer wil weten over deze eerste emigratiegolf naar Amerika kan dit lezen in het tijdschrift ‘Erfgoed Meerdael’ van oktober 2010 en maart 2013. Informatie en verhalen over andere families die naar de V.S emigreerden wordt in dank aanvaard door de Geschied-en Heemkundige kring die de gegevens zal opslaan in het archief.